Gefilterde pipettips spelen een cruciale rol op veel experimentele gebieden, zoals de moderne biologie, scheikunde en geneeskunde. De keuze van de poriegrootte houdt rechtstreeks verband met de kwaliteit van experimentele monsters, de nauwkeurigheid van experimentele resultaten en de herhaalbaarheid van experimenten.
Allereerst zal de grootte van de poriegrootte het filtereffect van onzuiverheden in het monster beïnvloeden. Als de poriegrootte te groot is, kunnen tijdens het pipetteren kleine onzuiverheidsdeeltjes, zoals celresten, stofdeeltjes of onopgeloste stoffen, in het monster terechtkomen. Deze onzuiverheden kunnen de experimentele reactie verstoren. Bij celkweekexperimenten kunnen onzuiverheden zich bijvoorbeeld aan het celoppervlak hechten, de normale groei en het metabolisme van cellen beïnvloeden en afwijkingen in experimentele gegevens veroorzaken. Als de poriegrootte daarentegen te klein is, kan het, hoewel het onzuiverheden effectiever kan onderscheppen, de doelcomponenten in het monster adsorberen, vooral sommige macromoleculen, zoals eiwitten, nucleïnezuren, enz. Dit zal leiden tot een afname van monsterconcentratie en maken de experimentele resultaten ook onnauwkeurig.
Voor verschillende soorten experimentele monsters is de juiste poriegrootte ook verschillend. Bij celsuspensies is het meestal nodig om een poriegrootte te kiezen die celresten effectief kan filteren zonder schade aan de cellen te veroorzaken. Over het algemeen wordt vaker een poriegrootte van 0,2 - 0,45 micron gebruikt. Dit poriegroottebereik kan de meeste onzuiverheden, zoals celresten en bacteriën, blokkeren, waardoor de zuiverheid en activiteit van de cellen tijdens het pipetteren wordt gegarandeerd. Bij het uitvoeren van nucleïnezuurextractie-experimenten moet, om het breken van genomisch DNA te voorkomen en de integriteit van RNA te garanderen, de selectie van de filterporiegrootte voorzichtiger zijn. Gewoonlijk wordt een poriegrootte van ongeveer 0,2 micron gekozen, waardoor niet alleen mogelijke onzuiverheden kunnen worden verwijderd, maar ook de schuifkracht op nucleïnezuurmoleculen kan worden geminimaliseerd.
Bovendien heeft de poriegrootte van het filter ook invloed op de nauwkeurigheid en soepelheid van het pipetteren. Een te kleine poriegrootte kan de weerstand van de vloeistof vergroten wanneer deze er doorheen gaat, wat resulteert in een lagere pipetteersnelheid en zelfs vloeistofresten. Dit zal niet alleen de efficiëntie van het experiment verminderen, maar kan ook de experimentele resultaten beïnvloeden als gevolg van een onnauwkeurig pipetteervolume. De juiste filterporiegrootte kan ervoor zorgen dat de vloeistof tijdens het pipetteren soepel door de pipetpunt stroomt, waardoor de nauwkeurigheid en herhaalbaarheid van het pipetteren wordt verbeterd.